Bijbelboek Markus 10 verzen 17 t/m 31

17 En toen Hij naar buiten ging om op weg te gaan, snelde er iemand naar Hem toe, viel voor Hem op de knieën en vroeg Hem: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?

18 En Jezus zei tegen hem: Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed behalve Eén, namelijk God.

19 U kent de geboden: U zult geen overspel plegen; u zult niet doden; u zult niet stelen; u zult geen vals getuigenis afleggen; u zult niemand benadelen; eer uw vader en moeder.

20 Maar hij antwoorde Hem: Meester, al deze dingen heb ik in acht genomen van mijn jeugd af.

21 En Jezus keek hem aan en had hem lief, en Hij zie tegen hem: Eén ding ontbreekt u: ga heen, verkoop alles wat u hebt en geef het aan de armen en u zult een schat hebben in de hemel; en kom dan, neem het kruis op en volg mij

22 Maar hij werd treurig over dat woord en ging bedroefd weg, want hij had veel bezittingen.

23 En terwijl Hij rondkeek, zei Jezus tegen Zijn discipelen: Hoe moeilijk kunnen zij die rijdommen bezitten, het Koninkrijk van God binnengaan!

24 En de discipelen verbaasden zich over Zijn woorden. Maar Jezus antwoordde opnieuw en zei tegen hen: Kinderen, hoe moeilijk is het dat zij die op rijkdommen vertrouwen, het Koninkrijk van God binnengaan!

25 Het is gemakkelijker dat een kameel door het oog van een naald gaat, dan dat een rijke het Koninkrijk van God binnengaat.

26 En zij stonden nog meer versteld en zeiden tegen elkaar: Wie kan dan zalig worden?

27 Maar Jezus keek hen aan en zei: Bij de mensen is het onmogelijk, maar niet bij God, want bij God zijn alle dingen mogelijk.

28 En Petrus begon tegen Hem te zeggen: Zie, wij hebben alles verlaten en zijn U gevolgd.

29 En Jezus antwoordde: Voorwaar, ik zeg u: er is niemand die huis of broers of zusters of vader of moeder of vrouw of kinderen of akkers verlaten heeft omwille van Mij en om het evangelie,

30 of hij ontvang honderdvoudig, nu in deze tijd, huizen en broeders en zusters en moeders en kinderen en akkers, met vervolgingen, en in de wereld die komt, het eeuwige leven.

31 Maar veel eersten zullen de laatsten zijn, en veel laatsten de eersten.

Jezus gaat op weg. Op de achtergrond staan kinderen en moeders met hun baby’s. Hun gezichten staan blij en ze hebben duidelijk iets bijzonders meegemaakt. De discipelen staan een beetje bedremmeld te kijken. Jezus heeft zojuist gezegd: “laat de kinderen tot mij komen en verhinderd hen niet”.

Dan komt er iemand naar Jezus toe rennen en valt op zijn knieën voor Hem neer. Het is een man van aanzien, iemand die het voor elkaar heeft in deze wereld, iemand waar iedereen tegen op kijkt. Het is ook nog eens een man die heel stipt leeft. Voor het oog houdt hij zich keurig aan alle regels.

Hij stelt een vraagt aan Jezus: “Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te ontvangen?”… Blijkbaar ziet hij iets bijzonders in Jezus: deze man doet echt goed, Hij is een profeet, iemand die ook hem ook kan zegenen zodat het nog beter kan worden. Hij hoopt dat Jezus kan bevestigen dat hij op de goede weg is door zich netjes aan de regels te houden.

Jezus stelt hem een vraag: Waarom noemt je mij ‘goede meester’? Niemand is toch goed behalve God? Jezus wil hem leren dat het niet gaat om wat hij zelf allemaal voor goede dingen doet, maar dat het om zijn hart gaat. Heeft hij Jezus zelf nodig. Erkent hij dat Jezus door God gezonden is als de redder die hij zelf ook nodig heeft?

Jezus kijkt de man aan en heeft hem lief. Dat is eigenlijk wel bijzonder want zo kan de man aanvoelen dat Hij het echt met hem te doen heeft. Jezus kent het zwakke punt van de man. Zijn rijkdom. Hij zegt tegen hem: verkoop alles je hebt en geef het aan de armen dan zal je een schat in de hemel hebben.

Kom neem het kruis op en volg mij! Jezus zegt eigenlijk als je echt in Mij gelooft volg mij dan ook. Net zoals mijn discipelen. Geloof in mij als een kind, net zoals die kinderen. Maar, de man wordt verdrietig en gaat bedroefd en teleurgesteld weg. Dit had hij niet verwacht. Dit is offer is te groot.

De discipelen zijn verbaast over wat er gebeurt en horen wat Jezus zegt: Het is heel moeilijk dat rijken ingaan in het koninkrijk van God. Het is gemakkelijker dat een kameel door het oog van een naald gaat dan dat een rijke in het koninkrijk van God komt.

De discipelen staan versteld en vragen zich af wie er dan nog in de hemel kan komen. Petrus voelt het aan en zegt, zie Jezus: wij hebben alles verlaten en zijn U gevolgd. Doen wij het dan wel goed? Jezus wijst hem niet af, maar wil niet dat Petrus zich beter als anderen gaat voelen. Jezus belooft dat niemand in de steek gelaten wordt die alles opgeeft en Hem volgt.

Bedenk wat je belangrijk vindt
In het verhaal komen de verschillen tussen rijk en arm naar voren. Het zet ons aan het denken. Wat vinden wij belangrijk? Onze eigen kennis en inzichten? Hunkeren we alleen naar rijkdom, carrière en macht? Of zien we meerwaarde in Jezus en Zijn boodschap van liefde?

Wat zegt het jou?
God spreekt door de Bijbel. Je kunt jezelf afvragen wat jouw zwakke punt is.  Is dat ook je bezit of denk je dat je alles zelf wel kunt? Staat dit in de weg om God te leren kennen en zou je bereid zijn dat op te geven? Maar tegelijk gaat het niet om jouw prestatie of offers, maar om je hart.

Wees tevreden
Rijkdom wordt in de Bijbel niet meteen afgekeurd. Koning Salomo was ook heel rijk. Op een andere plaats in de Bijbel worden rijken ook opgeroepen om hun goed en geld nuttig te besteden. Maar rijkdom is ook wel ingewikkeld dat leren we van het verhaal. Wees dus ook gewoon in ieder geval tevreden.

Geef vertrouwen
De gedachte kan ontstaan dat God veel van je vraagt. En dat dit voor jou moeilijk haalbaar is. Die gedachte is ook wel begrijpelijk want het verhaal stemt op de één of andere manier tot nadenken. Een belangrijke vraag is of je begrijpt wat Jezus bedoeld. Wat is voor jou doorslaggevend?